Column: “We Wish”

Jalazone, Westelijke Jordaanoever

Jalazone is een Palestijns vluchtelingenkamp ongeveer 10 kilometer ten noorden van Ramallah. Tijdens de oorlog van 1948 hebben veel Palestijnen uit bijvoorbeeld Jaffa, Akko en Haifa, steden die voor de oorlog Palestijns waren (maar na de oorlog deel van Israël werden) moeten vluchten. Het totale aantal Palestijnse vluchtelingen is meer dan 4,3 miljoen (2005). Ongeveer 1,3 miljoen van hen zijn terecht gekomen in vluchtelingenkampen in de Westelijke Jordaanoever, Syrië, Libanon, Jordanië en Egypte. Alleen in Jordanië hebben vluchtelingen nationaliteit gekregen. Een Palestijn gevlucht naar Egypte is nationaliteitsloos, Palestina is tenslotte (nog) geen staat, en Egypte weigert de vluchtelingen, en hun kinderen, en hun kinds kinderen de Egyptische nationaliteit te geven. Een Palestijn in de Westelijke Jordaanoever of Gaza is overigens ook nationaliteitsloos: de Palestijnse Gebieden zijn land, geen staat. En dus hebben de Palestijnen die niet over een Israëlisch of anderszins buitenlands paspoort beschikken geen nationaliteit. Het meeste waar de gemiddelde Palestijn over kan beschikken is een laissez-passer.

Jalazone heeft ongeveer 10,390 inwoners. Hiervan is 50% jonger dan 16. Het werkloosheidspercentage is 65%: werken in Israël is sinds de Oslo Akkoorden van ’93 sterk ingeperkt, een ontwikkeling die zich na de tweede intifada (2002) verder heeft doorgezet. In het kamp en omringende plaatsen is simpelweg niet genoeg werk om iedereen van een baan te voorzien. De socio-economische situatie in ’t kamp is de afgelopen tien jaar dan ook achteruit gehold. Kinderen zitten in klassen met 50 andere leerlingen – over de noodzakelijkheid van klassenverkleining gesproken…. Er wordt al jaren gewacht op de verplichte toestemming van de Israëli’s om een nieuwe school te bouwen. Er zijn veel kinderen met leerachterstanden door de stress die de politieke en humanitaire situatie hier oplevert. Wegen zijn niet altijd geasfalteerd. Er is een gebrek aan sanitatie: veel mensen op een klein oppervlak, afwezigheid van een goed functionerend sewerage system, geen goede vuilnisophaaldienst en dus veel zwerfvuil.

De kampbewoners komen uit allerlei verschillende dorpen en steden in wat nu Israël is. In 1949 bestond het kamp enkel uit tenten. In 1952 kwam UNRWA (United Nations Relief and Work Agency, de VN tak die zich met Palestijnse vluchtelingen bezighoudt) en kwamen er kleine huisjes. De UNRWA huurt het land van het aangrenzende dorp Jiffna. Het huurcontract is afgesloten voor 99 jaar. Hoewel er nog zo’n 40 jaar te gaan is spreekt men er nu al over wat er moet gebeuren als deze tijd verstreken is…. Een redelijk deprimerende gedachte.

Ik ontmoet Nassar, een Palestijn van een jaar of 50, die voor UNRWA werkt. Ik zit nog geen 5 minuten in zijn VN-auto of een deel van zijn levensverhaal komt ter sprake. Toen zijn broer overleed mocht hij niet de Westelijke Jordaanoever uit en zijn geboortestad in om afscheid te nemen. Toen zijn vader een paar weken geleden overleed mocht hij niet de Westelijke Jordaanoever uit en zijn geboortestad in om afscheid te nemen. Nassar’s geboortestad is Gaza. Je komt er niet in en je komt er niet uit. Politiek. Altijd binnen 5 minuten.

We stoppen bij de kampkliniek. Voor de 10,390 mensen van Jalazone is er één dokter, die tegelijkertijd als soort van burgemeester dient te functioneren. De man ziet er gesloopt uit. Het eerste probleem is me dus al duidelijk: gebrek aan mankracht. Eén arts op 10,390 potentiële patiënten, die ook nog burgemeester hoort te zijn. Het, daarmee samenhangende, tweede probleem is geld. Er is nauwelijks genoeg geld voor medicijnen, laat staan voor extra artsen.

De kliniek fungeert als huisartspost, als verloskundige post, en als basale operatieve post. Ze kan spoedeisende hulp, zoals bijvoorbeeld complicaties bij geboorte of een ernstig ongeval, niet aan. Men moet het kamp uit, en wel zo snel mogelijk. Het proces is erg ingewikkeld en tijdrovend. Eerst moet de ambulance het checkpoint door zien te komen, Jalazone in. Zónder checkpoint kan dit zo’n 20 minuten duren. En dan het kamp weer uit, met patiënt. Was het lastig het kamp in te komen, het kamp uit duurt nog langer – men gaat naar het zuiden, richting Israël. So much voor spoedeisende hulp.

Dan is er natuurlijk, naast de medische hulp, de psychische hulp, die vooral na de tweede intifada en bijkomende stress, onzekerheid en uitzichtloosheid hard nodig is gebleken. Veel mensen hebben in meer of mindere mate een trauma opgelopen door het geweld. Dit trauma vertaalt zich naar bijvoorbeeld incontinentie of soms zelfs mishandeling binnen een gezin. Veel jongeren willen weg, willen een toekomst. Degenen die weg kúnnen komen vertrekken.

De volgende stop is het buurthuis van Jalazone, dat gerunt wordt door Aboud, een welbespraakte jongeman. Hij organiseert ook de dagelijkse activiteiten voor de kinderen. Aboud vertelt me hoe de UN in het kamp de US wordt genoemd, en hoe er door een gebrek aan budget weinig aan de situatie in het kamp kan worden gedaan door UNRWA. Hij zegt met bitterheid in zijn stem dat het ook mede de schuld van de Palestijnse Autoriteit (PA) is dat er maar geen verbetering van de leefomstandigheden plaatsvindt in het kamp. Volgens hem doet de PA enkel iets aan de situatie in de steden, en de omringende infrastuctuur. Want, zegt hij, als de leefomstandigheden in de vluchtelingenkampen verbeteren komen er minder hulpgelden binnen vanuit het westen.

Daarnaast, zegt Aaboud, is de PA bang dat als er echte, goede huizen worden gebouwd ze haar eis op ‘right of return’ ofwel, het recht op terugkeer van Palestijnen uit de kampen in de Bezette Gebieden zelf, Libanon, Syrië en Jordanië naar de dorpen en steden van herkomst in wat eens Mandate Palestine was en nu Israël is, compromitteert of zelfs verspeeld. Sommige families hebben nog steeds de sleutel en eigendomspapieren van hun huis in een bureaula liggen, wachtend op terugkeer naar hun dorp dat nu bijv. naast Ben Gurion vliegveld ligt of naar hun huis waar nu een Israëlische gezin in woont.

Aboud vindt dat niet alleen de vluchtelingen in de kampen in de Bezette Gebieden, maar ook de vluchtelingen in kampen in Libanon en Syrië, zij die in Egypte wonen, en Jordaanse Palestijnen hun eis op terugkeer op moeten geven. Ja, ‘right of return’ maar niet naar de voormalig Palestijnse dorpen en steden in wat nu Israëlisch gebied is: ‘right of return’ naar de Palestijnse Gebieden. Politiek gezien op het moment wellicht één van de weinige oplossingen m.b.t. het vluchtelingenprobleem maar praktisch wat minder handig. Het is het mij een raadsel hoe de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever, kleine stukken grond, ooit al deze mensen kunnen absorberen. In antwoord zegt Aaboud dat een andere optie zou zijn dat de internationale gemeenschap de ontvangende landen dwingt de vluchtelingen alsnog nationaliteit te geven. De soevereiniteit van deze landen wordt voor het gemak even aan de kant geschoven.

Eén ding staat als een paal boven water: Het ‘right of return’ issue is een waar struikelblok voor de oplossing van het conflict: zonder oplossing voor het vluchtelingenprobleem geen oplossing voor het conflict. De grote vraag is dus: “wat dan?”

Het gesprek tussen Aboud en mij gaat verder, over de kinderen van Jalazone. De kinderen van ’t kamp gaan na schooltijd naar het sociale centrum (soort van buurthuis) van Jalazone. Daar spelen, totdat ze 14 zijn, jongens en meisjes gemengd met elkaar. Aboud verdedigt dit samen spelen van jongens en meisjes met hand en tand tegen Hamas en ouders gelijk. Echter dit naschoolse opvangcentrum kan niet constant open zijn en dus spelen kinderen na school vaak op straat. Nergens is gras, een voetbalveldje of een speeltuintje te bekennen. Alles is grauw en grijs. Het contrast met de levendigheid, kleur en beweging die Ramallah rijk is is groot. In de speelzaal van het buurtcentrum zie ik een gedichtje op de muur, gemaakt door de kinderen:

We Wish…

to study in high school
to be queens!
to be princesses
to live in a Free Palestine
to study all over the world
to own a dog
to own a home in London
to be rich
to dream of freedom in Palestine
to do business in other countries
and to have a house under the sea!

© Faraasha Middle East Training & Advisory