Column: Herdenking Yasser Arafat, Abu Ammar

Ramallah, Westelijke Jordaanoever

Vandaag was de herdenking van het tweede jaar van het overlijden van Yasser Arafat, ofwel, Abu Ammar. Terwijl Jeruzalem deze week zinderde van de Gay Pride maakte Ramallah, ‘Arafat’s stad’ zich op voor de festiviteiten omtrent de herdenking van Arafat’s dood. Gigantische Abu Ammar billboards en een duizelingwekkende hoeveelheid Arafat posters sieren Ramallah.

Vandaag was het dan zo ver. We raken vanaf de Manara, het centrale plein van Ramallah, verzeild in een soort van mini-fanfare optocht die richting de Moqaata’a gaat, Arafat’s compound waar hij een paar jaar geleden nog 3 maanden lang belegerd werd door het Israëlische leger. Dit optochtje gaat over in een grotere optocht, die eigenlijk meer een uit de hand gelopen rij is op weg naar de hoofdingang van de Moqaata‚Äôa. Ik film wat. In het midden van de optocht is een jongen die o.a. “Abu Ammar, Abu Ammar, Abu Ammar‚” en “Allahu Akbar, Allahu Akbar” roept. De menigte herhaalt zijn geroep. Maar de sfeer van de optocht is licht en vrolijk is.

In de Moqaata’a is het ontzettend druk, maar er zit veel beweging in de menigte en voor we het weten staan we er dan ook middenin. Na een kwartier zie ik dat de beveiliging meisjes van deze sardientjes-in-blik situatie verlost. Ik heb dus een nieuwe missie, en vijf minuten later sta ik aan de andere kant van ’t hek, met als bijkomend voordeel een beter uitzicht op het podium. De achtergrond van het podium is een gigantische poster van Arafat met de Rotskoepel, en de tekst “Grondlegger van het Palestijnse nationale project en beschermer van de Palestijnse droom.”

De bijeenkomst wordt aan elkaar gepraat door een man en een vrouw. Voordat Mahmoud Abbas (Abu Mazen), de huidige president, spreekt zijn er eerst nog een aantal andere sprekers, die vertellen over hoe Arafat een symbool in iedereens leven was en is en zal blijven. Ze spreken over hoe vorige week de aarde rood werd in Beit Hanoun, hoe de VS de rekening gepresenteerd zullen krijgen, hoe men Castro, Morales en Chavez als voorbeeld heeft (als je Venezuelaan bent kun je in de Westelijke Jordaanoever niet stuk) en hoe men niet op zal geven totdat er een Palestijnse staat is met het Heilige Jeruzalem als hoofdstad.

Ik doe alsof mijn Nederlandse identiteitskaart een perskaart is en tot mijn eigen verbazing weet ik ’n security man te overtuigen (granted, wellicht had mijn charmante glimlach er meer mee te maken, maar goed…) dat ik ’n Nederlandse journaliste ben. Voor ik ’t weet sta ik weer een stuk dichterbij het podium, tussen de échte journalisten en fotografen. Met mijn nieuw gevonden vrijheid onder de arm ga ik op ontdekkingstocht over het afgesloten gedeelte van de Moqaata’a. Ik raak aan de praat met een soldaat, die op de compound was tijdens de Israëlische belegering van Arafat een aantal jaar geleden. Hij wil er helaas niets over kwijt, maar laat me, ondanks mijn tegenstribbelen, niet weggaan zonder dat ik zijn Arafat speldje aanneem. Zijn collega neemt uitgebreid de tijd me aan te wijzen in welk gebouw en waar precies Arafat opgesloten zat al die jaren geleden.

Na lang wachten krijgen we dan eindelijk Mahmoud Abbas, de huidige President, te zien en horen. “Wij zijn hier bijeen ter gelegenheid van de tweede herdenking van het overlijden van de martelaar, de leider Yasser Arafat, en in de geest van de leider, de martelaar Yasser Arafat….” Abu Mazen maakt van de gelegenheid gebruik om grote vorderingen aan te kondigen met betrekking tot de regering van nationale eenheid. Ik moet het nog zien. Het schijnt overigens dat Haniyah gisteren heeft gezegd af te zullen treden als dit een einde maakt aan de westerse stop op hulpgelden.

Ik zie een Scandinavische fotograaf mét perskaart maar zónder Arabisch letterlijk aan de hand van een Communications Officer van de PLO naar vlak voor het podium begeleid worden en bedenk dat ik het dan maar zónder perskaart maar mét Arabisch moet proberen. Het heeft wat voeten in aarden, maar tien minuten later kan ik dan toch van de voet van het podium m’n foto maken. “…Yasser Arafat maakte een belofte, een eed aan het Palestijnse volk aangaande de weg naar de vrijheid en onafhankelijkheid, en dat is ook ónze weg. Wat betreft de belofte van Yasser Arafat, dat is ónze belofte, en wat betreft zijn eed, dat is ónze eed, generatie na generatie…” Wederom een verwoede poging van Mahmoud Abbas zijn verzwakte positie te versterken, ditmaal met gebruik van het verleden en hét symbool van Palestijnse eenheid: Yasser Arafat, Abu Ammar.

Op de terugweg naar de Manara komen we groepjes Al-Aqsa milities tegen. Hoewel de Al-Aqsa Brigades door de EU en Israël bestempelt wordt als een terroristische organisatie klinkt deze ontmoeting heftiger dan ’t was. De Al-Aqsa milities zijn gelieerd aan Fatah, de Al-Quds milities bijvoorbeeld zijn Islamtische Jihad-gelieerd, en zul je in Ramallah niet zo gauw tegenkomen want Ramallah is Fatah.

Wat ik op straat zie zijn opgeschoten jongens zonder uniform en met Palestijnse vlag en hatta (de welbekende zwart-witte “Arafat sjaal”) die in de lucht schieten en in optocht in aftandse auto’s richting de Moqaata’a gaan om te laten zien welke partij de baas is in Ramallah. Hamas en Islamitsche Jihad kunnen ’t wel vergeten, in ieder geval vandaag…. Of men nu Fatah steunt of niet, Arafat is van iedereen, dé leider, hét symbool van de Palestijnse zaak en struggle. Even later zie ik bij het benzinestation bij mij om de hoek een groepje Al-Aqsa jongens tanken, het gaat er baldadig aan toe. Een Palestijnse soldaat maakt een praatje met ze terwijl ze keurig netjes in de rij – maar met kalashnikovs over de schouder geslingerd – op hun beurt wachten. Ik probeer dit plaatje naar Nederland te transformeren en zie de bizarriteit van de situatie in.

Aan het einde van deze dag klinken Abu Mazen’s woorden nog door in mijn hoofd: “we blijven hopen op een bevrijd Palestina, met een gelukkig volk….”

© Faraasha Middle East Training & Advisory